Steeds meer groepen en bedrijven weten Museum Buurtspoorweg te vinden als bijzondere locatie voor evenementen of een zakelijke bijeenkomst, waarbij het nuttige met het aangename wordt gecombineerd. Zo zijn er de afgelopen maanden heel wat bijzondere ritten uitgevoerd voor heel uiteenlopende groepen.
“We moeten hier eens wat vaker met de vuist op tafel slaan”
Dé Tukker, die bestaat niet. Maar dat we er in Twente een eigen levensstijl op na houden staat buiten kijf. Martin ter Denge (oet Riessen) schreef er een boek over: Tukkerspotten. De Twentse volksaard – van A(ccent) tot Z(wijgen) – weerspiegeld in 60 korte verhalen. Grappig, maar tussen de regels door proef je irritatie. De auteur roept Tukkers op om samen te strijden voor het behoud van de Twentse taal en identiteit. “Daar zijn we met z’n allen verantwoordelijk voor!”
tekst Betty Morsinkhof | fotografie Gerieke Pluimers
Tukkerspotten gaat over alcohol, beunen, carbid en Finkers. Over knooien, minderwaardigheidscomplex, noaberskop, queer, vlöggelen, Wilmink en zwijgen. En ja, er komt een aantal clichés voorbij. Die sóms blijken te kloppen en sóms wat genuanceerder liggen. Martin ter Denge (36) belicht de streekeigen thema’s van meerdere kanten. “Relativeren hè. Ook typisch Twents. Het heeft een eigen hoofdstuk.”
Sleutelstuk
Het hoofdstuk Nedersaksisch is uitgebreider. Volgens Ter Denge ‘het sleutelstuk dat alles verklaart’. “Ik ben ervan overtuigd dat onze taal onze kijk op en onze houding in de wereld vormt, waarin al onze fratsen zijn ontstaan. Of zoals de filosoof Wittgenstein het zegt: ‘De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld.’ Je taal en hoe je op anderen reageert, dat is je identiteit”, vervolgt hij. “Mijn oaldersproake is Twents. Maar thuis moesten we ‘netjes Nederlands praten’. Want ja, volgens de rest van Nederland is Twents lelijk, dom. En dus is het slecht voor je. Iets om je voor te schamen. Lelijk? Mijn ouders heb ik nooit lelijk horen praten. Lelijk zegt iets over de boodschap, niet over de taal.”
Wen er maar aan
Martin ter Denge studeerde in Utrecht, Engelse Taal & Cultuur en Interculturele Communicatie. “Op de universiteit wordt veel Engels gesproken. Dan valt het niet zo op. Maar daarbuiten praat je Nederlands. En dan was het al gauw ‘hé Herman Finkers’.” Hij trok zich er niets van aan. “Je accent wegstoppen, dat gaat niet lukken. Ik duw het iedereen onder de neus. Ze wennen er maar aan!” Uit deze houding is een soort activisme geboren. “Het heeft ook te maken met mijn gevoel voor rechtvaardigheid. Wat doe je als anderen onzin over jou vertellen? Ga je jezelf er dan naar gedragen of ga je het rechtzetten? Dat laatste dus!”
Wereldtaal
Het Twents lijdt aan achterstallig onderhoud. Door te eisen dat er Nederlands wordt gesproken is de jongere generatie de kans om plat te praten ontnomen. Herman Finkers zei het al: “De waardering voor het Twents is nog nooit zó groot geweest als nu, maar er is ook nog nooit zó weinig plat gepraat.” Een taal die je niet gebruikt is gedoemd te verdwijnen weet Ter Denge. Samen met andere gedreven Tukkers maakt hij zich sterk om dat te voorkomen. “We moeten hier eens meer met de vuist op tafel slaan. Er is een andere manier van denken nodig. Plat praten in het leven van alledag, dát moeten we met z’n allen normaal gaan vinden. Op school, in winkels. Gewoon met het idee dat het mág. Plat is trouwens niet alleen van hier, hè. Nedersaksisch wordt in minstens drie landen gesproken. Dan geeft de taal wél een andere statuur. Nedersaksisch is een wereldtaal. Dat kun je niet zomaar aan de kant zetten als ‘dom’.”
Anekdotisch bewijs
Terug naar zijn boek… Hoe reageren mensen op bepaalde dingen? En waarom? Dat interesseert hem mateloos. Wat Martin ter Denge door de jaren heen signaleerde, sloeg hij op. Al die aantekeningen vormden de basis voor Tukkerspotten. “Het is een soort anekdotisch bewijs. Ik houd Tukkers een spiegel voor, confronteer ze met hun eigen stereotypen. Maar dat we dingen anders doen dan de rest van ons land maakt ons niet minder.” Hoewel geestig geschreven, proef je hier en daar een venijnige ondertoon. “In Twente lachen we alles een beetje weg, gooien er wat zelfspot tegenaan, halen onze schouders op. En zwijgen, ook typisch Twents. Maar laten we niet wegkijken voor de rottigheid die hier aan de hand is.”
Dinkel en Regge
Neem de eerste regels van het Twentse volkslied: ‘Er ligt tussen Dinkel en Regge een land, ons schone en nijvere Twente…’ Volgens Martin ter Denge zou ‘Er ligt rond de Dinkel en Regge een land, ons broze en bijtende Twente’ de lading beter dekken. “Het lijkt zo mooi, dat Twentse landschap met zijn kronkelende riviertjes. Waar de NAM haar chemisch afval injecteert in lege zoutcavernes. En dan moet Finkers er aan te pas komen om het tij te keren.” Ook zijn eigen woonplaats spaart hij niet: ‘In Rijssen mag je jezelf zijn, als je maar net zo bent als ons’. Aangedaan vertelt hij hoe eerder dit jaar een goede bekende uit de kast kwam. “Eindelijk durfde hij, na jarenlang te hebben geworsteld. Verschrikkelijk! Het gaat goed met ‘m hoor. Hij is nog steeds dezelfde kerel.” Zijn blik dwaalt even af, de verte in. “Kijk, ik mag graag lachen en ouwehoeren. Maar wat ik zeg in Tukkerspotten is een heel serieuze zaak.”